O Vaderland, aanhoor onze klacht;
Gij doet er zo menig herte lijden.
Gij maakt ons vrouwen zo ongerust
in dez' bedroefde oorlogstijden.
Omdat wij hier man en zoon
vier lange jaren moeten derven.
Zij zijn vertrokken naar het front,
wij vrouwen zijn al om te sterven.
De zorgen voor morgen drukken ons neer.
Hoe zal de toekomst hen ginder bewaren ?
Wij hopen, wij vrezen, zien wij hen weer ?
Zal het geluk hen ginder be waren ?
Komt er een einde aan onze smart,
aan onze lange bange nachten ?
Blijft alles duister, blijft alles zwart ?
Wij vrouwen zullen altijd wachten.
Wij zaaien, wij maaien altijd voort.
Weer groeit het koren op onze velden.
Wij dorsen het graan en bakken het brood
want onze kinderen zullen leven.
Als onze mannen vechten voor hun land,
zaaien zij dood in plaats van koren.
Ook als 't verdriet ons overmant,
wij vrouwen moeten overleven.
Gij doet er zo menig herte lijden.
Gij maakt ons vrouwen zo ongerust
in dez' bedroefde oorlogstijden.
Omdat wij hier man en zoon
vier lange jaren moeten derven.
Zij zijn vertrokken naar het front,
wij vrouwen zijn al om te sterven.
De zorgen voor morgen drukken ons neer.
Hoe zal de toekomst hen ginder bewaren ?
Wij hopen, wij vrezen, zien wij hen weer ?
Zal het geluk hen ginder be waren ?
Komt er een einde aan onze smart,
aan onze lange bange nachten ?
Blijft alles duister, blijft alles zwart ?
Wij vrouwen zullen altijd wachten.
Wij zaaien, wij maaien altijd voort.
Weer groeit het koren op onze velden.
Wij dorsen het graan en bakken het brood
want onze kinderen zullen leven.
Als onze mannen vechten voor hun land,
zaaien zij dood in plaats van koren.
Ook als 't verdriet ons overmant,
wij vrouwen moeten overleven.
×