Ο δραπέτης
Mikis Theodorakis / Mίκης ΘεοδωράκηςVersione neerlandese (olandese/fiamminga) | |
DER FLÜCHTLING Janos Beer aus dem Norden erträgt nicht länger den Stacheldraht. Er fasst sich ein Herz, ihm wachsen Flügel, er rennt durch die Dörfer im Tal. Frau, gib mir Brot und andere Kleidung. Ich hab einen weiten Weg vor mir, über Seen muss ich fliegen. Wo er geht und steht, regieren Furcht und Schrecken und jene Stimme, jene grausame Stimme: Haltet euch von dem Flüchtling fern! Ich bin kein Mörder, ihr Christen, kein Ungeheuer, das euch frisst. Ich floh aus der Gefangenschaft und will nach Hause gehen. Ach, welch tödliche Ödnis im Land von Berthold Brecht. Janos übergeben sie der SS, zur Hinrichtung bringen sie ihn. | O, vluchten wil ik nu naar huis, geen prikkeldraad houdt mij nog op, Vlieg, hart van mij, want ik ben vrij! En over land en over zee wil ik naar huis Geef mij toch brood, want het is ver, en ver zal ik nog moeten gaan. Over het strand, bergen van land, Zo vlucht ik verder want ik wil zo graag naar huis O, christenmensen hoort mij aan, Geloof, ik ben geen moordenaar! Wees niet beducht, ik ben gevlucht Omdat, omdat ik nimmer mensen doden kan Altijd wordt er op hem gejaagd, En altijd vindt hij schrik en vrees, Waar hij ook gaat, overal haat! O mensen hoedt u voor de man, hij is gevlucht O, nooit was iemand zo alleen, Alleen in het land van Bertolt Brecht. Hij geeft het op, hem wacht een strop! Ook nu, ook nu heeft de SS het laatste woord |